Art 8 WVW
Moderator: Moderatorteam
-
- Infopolitie Gast
Art 8 WVW
Bij een toelichting heb ik gelezen dat een opsporingsbeambtenaar bij een overtreding van het eerste lid van artikel 8 WVW een bestuurder al strafbaar kan stellen zonder enige meting te hebben gedaan. Bij lid 2 van dit artikel (alcohol), stond er echter dat er een meting plaats MOET vinden omdat de bestuurder anders niet strafbaar kon worden gesteld. Kan iemand mij hier duidelijkheid over geven? Dank.
- zijlvaart67
- Moderator
- Berichten: 14687
- Lid sinds: 31 jul 2003, 20:18
- Geslacht:
- Leeftijd: 57
- Contact:
Waarschijnlijk wordt er iets anders bedoeld, maar het 'vervolgen' is 'makkelijker'....dat klopt wel...
Het meten van alcohol kan vrij eenvoudig tegenwoordig. Zowel op straat als (zeer nauwkeurig) in een politiebureau aan een ademanalyseapparaat.
Voor het meten van drugs bestaan nog geen betrouwbare systemen. Geen andere dan een bloedtest, tenminste...
Daarom heeft een opsporingsambtenaar, wat drugs betreft, eigenlijk veel meer mogelijkheden meegekregen.
Bij constateren (of een redelijk vermoeden hiervan) wordt meteen en radicaal het rijbewijs ingevorderd, en wordt er daarnaast ook nog standaard een rijverbod van 24 uur opgelegd...
Bloedonderzoek geeft later wel een keer aan wat 'het probleem was' en het rijbewijs blijft (zeer vaak) ingevorderd tot het moment van de terechtzitting. Lees: een maand of 3 later...
Onder het mom van: Strafbaar ben je immers altijd!
Het meten van alcohol kan vrij eenvoudig tegenwoordig. Zowel op straat als (zeer nauwkeurig) in een politiebureau aan een ademanalyseapparaat.
Voor het meten van drugs bestaan nog geen betrouwbare systemen. Geen andere dan een bloedtest, tenminste...
Daarom heeft een opsporingsambtenaar, wat drugs betreft, eigenlijk veel meer mogelijkheden meegekregen.
Bij constateren (of een redelijk vermoeden hiervan) wordt meteen en radicaal het rijbewijs ingevorderd, en wordt er daarnaast ook nog standaard een rijverbod van 24 uur opgelegd...
Bloedonderzoek geeft later wel een keer aan wat 'het probleem was' en het rijbewijs blijft (zeer vaak) ingevorderd tot het moment van de terechtzitting. Lees: een maand of 3 later...
Onder het mom van: Strafbaar ben je immers altijd!
'Het is niet logisch dat 450 miljoen Europeanen aan 330 miljoen Amerikanen vragen hen te beschermen tegen 140 miljoen Russen'
Donald Tusk
-
- Infopolitie Gast
Re: Art 8 WVW
Art. 8 lid 1 kan worden toegepast als de verminderde rijvaardigheid van de bestuurder veroorzaakt wordt door (consumptie)alcohol, maar ook als de oorzaak is gelegen in het inwendig gebruik van andere stoffen, zoals medicijnen en/of drugs; een ademanalyse heeft hierbij uiteraard geen enkele zin.Maurice930 schreef:Bij een toelichting heb ik gelezen dat een opsporingsbeambtenaar bij een overtreding van het eerste lid van artikel 8 WVW een bestuurder al strafbaar kan stellen zonder enige meting te hebben gedaan. Bij lid 2 van dit artikel (alcohol), stond er echter dat er een meting plaats MOET vinden omdat de bestuurder anders niet strafbaar kon worden gesteld. Kan iemand mij hier duidelijkheid over geven? Dank.
Hier is heel maatgevend welk rij- en ander gedrag door de opsporingsambtenaar is waargenomen en de juiste vastlegging daarvan in het proces-verbaal. Met de vaststelling (bijvoorbeeld door een arts) dat de oorzaak van het vreemde gedrag en dus de verminderde rijvaardigheid gelegen is in het gebruik van alcohol en/of medicijnen en/of drugs, kan de rechter een verdachte voor artikel 8 WVW veroordelen.
Art. 8 lid 1 is ook toepasbaar bij zo overmatig veel alcohol, dat de bestuurder echt ladderzat is en niet in staat is om aan de ademanalyse mee te werken. In dat geval kan weer met eigen waarneming en vaststelling dat de toestand is veroorzaakt door alcoholgebruik, veroordeling volgen voor artikel 8 WVW.
Tenslotte is het ook denkbaar dat een bestuurder die anders nooit drinkt of een allergie heeft voor alcohol, na het drinken van bijvoorbeeld maar 1 glas alcohol, daardoor een sterk verminderde rijvaardigheid heeft. Hij valt dan wel onder art. 8 lid 1, maar niet onder lid 2, omdat de daarin gestelde grens niet wordt bereikt of overschreden.
Na een blaastest heb je altijd een goed reden van wetenschap waarmee je iemand kunt aanhouden en vervolgens aan de ademanalyse zet.
Als iemand waggelend naar zijn auto loopt, bloeddooraderde ogen heeft, enorm naar alcohol ruikt, dan zijn dat op zich voldoende redenen van wetenschap om iemand aan te houden. Daar hoeft dus niet persé meer een blaastest voor afgenomen worden.
De meting die in de vraag staat vernoemd zal vermoedelijk de ademanalyse op het bureau zijn.
Als iemand waggelend naar zijn auto loopt, bloeddooraderde ogen heeft, enorm naar alcohol ruikt, dan zijn dat op zich voldoende redenen van wetenschap om iemand aan te houden. Daar hoeft dus niet persé meer een blaastest voor afgenomen worden.
De meting die in de vraag staat vernoemd zal vermoedelijk de ademanalyse op het bureau zijn.
-
- Infopolitie Gast
- rai
- Moderator
- Berichten: 7399
- Lid sinds: 06 jul 2004, 21:54
- Locatie: Regio Rotterdam Rijnmond
- Geslacht:
- Leeftijd: 52
- Contact:
Een aanstalte-maker kun je in de jouw omschreven situatie niet aanhouden voor arikel 8, het is immers geen bestuurder.funkyduck schreef:Als iemand waggelend naar zijn auto loopt, bloeddooraderde ogen heeft, enorm naar alcohol ruikt, dan zijn dat op zich voldoende redenen van wetenschap om iemand aan te houden. Daar hoeft dus niet persé meer een blaastest voor afgenomen worden.
Zo iemand kun je hooguit een flink rijverbod opleggen.
-
- Infopolitie Gast
- SWAT
- 24 uurs servicer
- Berichten: 7871
- Lid sinds: 25 mei 2003, 23:47
- Locatie: Den Haag
- Geslacht:
- Leeftijd: 64
- Contact:
Re: Art 8 WVW
De HR heeft onlangs een veroordeling in stand gelaten waarbij het rijgedrag geen aanleiding was voor een artikel 8/1 WVW onderzoek. De verdachte had gereden onder invloed van cannabis. Na bloedonderzoek bleek dat de hoeveelheid van dien aard was dat dit van invloed had moeten zijn op de rijvaardigheid.Beamer schreef: Art. 8 lid 1 kan worden toegepast als de verminderde rijvaardigheid van de bestuurder veroorzaakt wordt door (consumptie)alcohol, maar ook als de oorzaak is gelegen in het inwendig gebruik van andere stoffen, zoals medicijnen en/of drugs; een ademanalyse heeft hierbij uiteraard geen enkele zin.
Hier is heel maatgevend welk rij- en ander gedrag door de opsporingsambtenaar is waargenomen en de juiste vastlegging daarvan in het proces-verbaal. Met de vaststelling (bijvoorbeeld door een arts) dat de oorzaak van het vreemde gedrag en dus de verminderde rijvaardigheid gelegen is in het gebruik van alcohol en/of medicijnen en/of drugs, kan de rechter een verdachte voor artikel 8 WVW veroordelen.
-
- Infopolitie Gast
De simpele mededeling van een bestuurder dat hij alcohol of drugs heeft gebruikt is niet voldoende voor een succesvolle vervolging ter zake van overtreding van artikel 8, lid 1.
Eerst wanneer uit zijn rijgedrag of uit andere feiten of omstandigheden blijkt dat hij door het gebruik van een stof ‘niet in staat moet worden geacht zijn voertuig naar behoren te kunnen besturen’ is hij verdachte ter zake van artikel 8, lid 1.
Eerst wanneer uit zijn rijgedrag of uit andere feiten of omstandigheden blijkt dat hij door het gebruik van een stof ‘niet in staat moet worden geacht zijn voertuig naar behoren te kunnen besturen’ is hij verdachte ter zake van artikel 8, lid 1.
-
- Infopolitie Gast
zijlvaart67 schreef: Daarom heeft een opsporingsambtenaar, wat drugs betreft, eigenlijk veel meer mogelijkheden meegekregen.
Bij constateren (of een redelijk vermoeden hiervan) wordt meteen en radicaal het rijbewijs ingevorderd, en wordt er daarnaast ook nog standaard een rijverbod van 24 uur opgelegd...
Bloedonderzoek geeft later wel een keer aan wat 'het probleem was' en het rijbewijs blijft (zeer vaak) ingevorderd tot het moment van de terechtzitting. Lees: een maand of 3 later...
Onder het mom van: Strafbaar ben je immers altijd!
Dit lijkt willekeur, als een agent maar het geringste vermoeden heeft mag hij het rijbewijs invorderen.
En dat wordt dan gedaan, (zeer vaak) voor een periode van ca 3 maanden.
Maar nu:
Als bij de test blijkt dat er geen drug e.d. gebruikt is. Mag ik dan de betreffende agent of het politiekorps aansprakelijk stellen voor de geleden schade ??
Onder het mom van: Strafbaar ben je immers altijd!
Schuldig ben je pas, als het tegendeel is bewezen!!!!!

- rich
- Moderator
- Berichten: 4203
- Lid sinds: 30 mei 2003, 19:26
- Locatie: omg leiden
- Geslacht:
- Leeftijd: 50
- Contact:
Tuurlijk mag je een korps aansprakelijk stellen.
De afhandeling daarvan is echter niet aan de diender die met die zaak is bezig geweest.
Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt en als een diender in alle eerlijkheid kan zeggen dat hij een redelijk vermoeden van drugsgebruik heeft bij een bestuurder dan moet hij daar wat mee doen.
De afhandeling daarvan is echter niet aan de diender die met die zaak is bezig geweest.
Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt en als een diender in alle eerlijkheid kan zeggen dat hij een redelijk vermoeden van drugsgebruik heeft bij een bestuurder dan moet hij daar wat mee doen.
met een vriendelijke groet, Rich
rich@infopolitie.nl
Als je blijft staren naar de plek waar de zon onderging, zal je hem nooit meer op zien gaan.
rich@infopolitie.nl
Als je blijft staren naar de plek waar de zon onderging, zal je hem nooit meer op zien gaan.
- rai
- Moderator
- Berichten: 7399
- Lid sinds: 06 jul 2004, 21:54
- Locatie: Regio Rotterdam Rijnmond
- Geslacht:
- Leeftijd: 52
- Contact:
Ga er dan maar vanuit dat hij bij dat "vermoeden" meer dan genoeg feiten en/of omstandigheden heeft om tot die actie over te gaan.Corrado schreef:Dit lijkt willekeur, als een agent maar het geringste vermoeden heeft mag hij het rijbewijs invorderen.
En dat wordt dan gedaan, (zeer vaak) voor een periode van ca 3 maanden.
Hij moet namelijk achteraf wel verwoorden in een PV waarom hij bepaalde ambtshandelingen toegepast heeft.
Een klacht en daarbij een schadevergoeding indienen kan altijd.Corrado schreef:Als bij de test blijkt dat er geen drug e.d. gebruikt is. Mag ik dan de betreffende agent of het politiekorps aansprakelijk stellen voor de geleden schade ??
Alleen als blijkt dat de ambtenaar conform wetgeving heeft gehandeld, ook al is het resultaat achteraf 0, dan zal er niets vergoedt worden.
- SWAT
- 24 uurs servicer
- Berichten: 7871
- Lid sinds: 25 mei 2003, 23:47
- Locatie: Den Haag
- Geslacht:
- Leeftijd: 64
- Contact:
Roberto,Roberto schreef:De simpele mededeling van een bestuurder dat hij alcohol of drugs heeft gebruikt is niet voldoende voor een succesvolle vervolging ter zake van overtreding van artikel 8, lid 1.
Eerst wanneer uit zijn rijgedrag of uit andere feiten of omstandigheden blijkt dat hij door het gebruik van een stof ‘niet in staat moet worden geacht zijn voertuig naar behoren te kunnen besturen’ is hij verdachte ter zake van artikel 8, lid 1.
Voor zover jij wilt stellen dat de ENKELE verklaring van de bestuurder dat hij drugs heeft gebruikt niet voldoende is, heb je inderdaad gelijk.
Constateer je echter een duidelijk waarneembare weedlucht of andere feiten en/of omstandigheden die duiden op het gebruik van drugs dan is dit voldoende voor een redelijk vermoeden van schuld.
Dit heeft de HR (= Hoge Raad) onlangs bevestigd. Het rijgedrag is een prachtig criterium maar niet (meer) het enige....
- SWAT
- 24 uurs servicer
- Berichten: 7871
- Lid sinds: 25 mei 2003, 23:47
- Locatie: Den Haag
- Geslacht:
- Leeftijd: 64
- Contact:
En uiteraard hierbij het betreffende arrest:
LJN: AR5013, Hoge Raad, 00892/04 Printbare versie
Datum uitspraak: 21-12-2004
Datum publicatie: 23-12-2004
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Cassatie
Inhoudsindicatie: Rijden onder invloed van cannabinoïden (vastgesteld o.g.v. NFI-rapport). Voor veroordeling t.z.v. art. 8.1 WVW 1994 is beslissend of uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte onder zodanige invloed van de desbetreffende stof verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht (HR NJ 2004, 438). De opvatting dat sprake moet zijn van “afwijkend rijgedrag en/of uiterlijke kenmerken waaruit de conclusie mag worden getrokken dat er onvermogen tot besturen wasâ€, is onjuist.
Uitspraak
21 december 2004
Strafkamer
nr. 00892/04
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op de beroepen in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 december 2003, nummer 20/001237-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 31 maart 2003, waarbij de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" is veroordeeld tot een geldboete van zeshonderd euro, subsidiair twaalf dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof. Namens de verdachte heeft mr. B.Th.H. Boomsma, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof voorgestelde middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan art. 8, eerste lid, Wegenverkeerswet (WVW) 1994.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 2 november 2001 te Weert als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabinoïden, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht."
3.3. Het Hof heeft in een nadere bewijsoverweging het volgende overwogen:
"Artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 betreft een gevaarzettingsdelict waarbij de vraag of daadwerkelijk gevaarlijk is gereden niet relevant is. Niet behoeft te blijken dat de rijvaardigheid daadwerkelijk verminderd was en evenmin dat sprake is van afwijkend gedrag.
Voor de vraag of artikel 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 is overtreden is slechts van belang dat een verdachte in zijn bloed een stof aanwezig heeft, die de rijvaardigheid kan verminderen. Aan de vervulling van het delictsbestanddeel van artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 dat de overtreder niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht is derhalve niet slechts voldaan bij het feitelijk onvermogen een voertuig te besturen, maar ook reeds bij een vermoeden van genoemd onvermogen. Vergelijk de conclusie van advocaat-generaal Jörg bij HR 5 december 2000, nr. 00094/00.
Vaststaat dat verdachte voorafgaand aan het delict er van op de hoogte was dat het gebruik van cannabis de rijvaardigheid (negatief) kan beïnvloeden. Door niettemin veelvuldig cannabis te gebruiken ook nog relatief kort voordat hij een voertuig ging besturen heeft verdachte willens en wetens zichzelf in een situatie gebracht dat hij in een toestand is komen te verkeren als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet. Waar verder moet worden geconstateerd dat er sprake is geweest van een relatief fors gebruik gelet op de bij het onderzoek verkregen waarde, zoals valt af te leiden uit het terzake door het NFI opgemaakte rapport van 15 januari 2003, is daarmee de in artikel 8 lid 1 gestelde norm overtreden.
Gelet op het karakter van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 als gevaarzettingsdelict doet aan het bewezenverklaarde niet af dat uit door de verdediging overgelegde rapporten, meer in het bijzonder het rapport van prof. Dr. D.R.A. Uges van 31 oktober 2003, valt af te leiden dat niet exact valt vast te stellen in welke mate de beïnvloeding van het rijgedrag door het gebruik van cannabis heeft plaatsgevonden."
3.4. De bewezenverklaring steunt onder meer op een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 januari 2003 dat is opgemaakt door drs. B.E. Smink, apotheker, voorzover inhoudende als relaas van deze deskundige:
"Onderzoeksmethoden
Screening op aanwezigheid van geneesmiddelen en/of drugs
Het bloed van de verdachte werd met enkele immunochemische tests (ELISA) onderzocht. Met deze tests kunnen aanwijzingen worden verkregen voor de aanwezigheid van vertegenwoordigers uit de volgende groepen stoffen: opiaten, cocaïnemetaboliet, amfetamine-achtige stoffen, methadon, benzodiazepines en cannabinoïden.
Ook omzettingsproducten van deze stoffen kunnen een positieve uitslag geven.
De specificiteit van een ELISA-test is enigszins beperkt zodat een nadere bevestiging noodzakelijk is. Hiertoe werd onderstaande methode gebruikt. Met deze methode kan zowel de identiteit van de onbekende stoffen worden vastgesteld als de concentratie van deze stoffen worden bepaald.
Bevestiging aanwezigheid van cannabinoïden
De concentratie van THC, 11-hydroxy-THC en THC-9-carbonzuur in het bloed van de verdachte werden bepaald door middel van gaschromatografische scheiding met massaelectieve detektie.
Onderzoeksresultaten
Aangetoonde stoffen
Stof Groep Concentratie
THC Cannabinoïden 0,005 milligram per liter
THC-COOH Cannabinoïden 0,067 milligram per liter
11-OH-THC Cannabinoïden 0,003 milligram per liter
Toelichting
Cannabinoïden
Cannabinoïden zijn bestanddelen van hennep.
THC (tetrahydrocannabinol) is de cannabinoïde stof met de hoogste psychomimetische activiteit.
THC-carbonzuur (THC-COOH) en 11-hydroxy-tetrahydrocannabinol (11-OH-THC) zijn omzettingsproducten die in het lichaam ontstaan na het gebruik van een hennepproduct.
Effecten die op kunnen treden na gebruik van cannabinoïden zijn euforie, algemeen welbehagen, vrolijkheid, gestegen bewustzijn, moeheid, desinteresse, visuele stoornissen, veranderde kleurwaarneming en muziekbeleving, dromerigheid.
Het gebruik van cannabis in het verkeer kan leiden tot slingerend rijden, het niet verlenen van voorrang, te snel rijden, opvallend langzaam rijden en het niet adequaat reageren op verkeerstekens en andere weggebruikers.
Het gebruik van cannabinoïden kan concentratiestoornissen en veranderde tijdwaarneming tot gevolg hebben. Hierdoor wordt het reactievermogen beïnvloed.
De effecten van cannabis op de rijvaardigheid zijn met name van belang bij verkeerssituaties, die complex zijn of een meer dan gemiddelde aandacht vragen. De invloed van cannabis op de rijvaardigheid kan dus ook aanwezig zijn, wanneer er geen uiterlijke kenmerken zijn.
Er bestaat internationaal onder forensische collega's consensus over het feit, dat recent gebruik van cannabis nadelig is voor de rijvaardigheid. In het algemeen worden concentraties van 0,001-0,002 milligram THC per liter bloed gezien als passend bij gebruik van cannabis hooguit 5 uren voor de bloedafname. Er is in dit geval dus sprake van recent cannabisgebruik.
Door prof. Daldrup (Institut für Rechtsmedizin, Universitätsklinikum Düsseldorf, BRD) is een bepaalde factor (de zogenaamde Cannabis Influence Factor) voorgesteld, die de mate van beïnvloeding door cannabis kan relateren aan overeenkomstige effecten van alcohol. In deze factor komt de verhouding voor tussen de werkzame cannabinoïden (THC en 11-OH-THC) en het onwerkzame omzettingsproduct THC-COOH.
De CIF factor van 10 zou voor bepaalde effecten op de rijvaardigheid overeenkomen met een alcohol-promillage van 1,1 promille.
Deze factor is bij de verdachte ongeveer 12.
Dit betekent, dat ten minste enkele effecten op de rijvaardigheid minstens zo nadelig zijn beïnvloed als bij de aanwezigheid van 1,1 promille alcohol in het bloed.
Een bloedconcentratie THC-COOH van 0,010-0,020 milligram per liter bloed wijst op het roken van ongeveer 1 joint. Bij regelmatig gebruik en/of gebruik van grotere hoeveelheden cannabis is de concentratie THC-COOH hoger.
Conclusie
- Uit de resultaten van het toxicologisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat de verdachte canna-binoïden heeft gebruikt.
- Op grond van de concentratie THC, 11-OH-THC en de onderlinge verhouding van de cannabinoïden (THC, 11-OH-THC en THC-COOH) kan worden geconcludeerd dat de rijvaardigheid negatief beïnvloed zal zijn geweest."
3.5. In de overwegingen van het Hof ligt als zijn oordeel besloten dat voor een veroordeling op grond van art. 8, eerste lid, WVW 1994 niet noodzakelijk is dat er sprake is geweest van feitelijk gevaarlijk of niet aan de verkeerssituatie aangepast rijgedrag van de bestuurder. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent art. 8, eerste lid, WVW 1994. Beslissend is of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte onder een zodanige invloed van de desbetreffende stof verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht (vgl. HR 1 juni 2004, NJ 2004, 438).
De aan het middel ten grondslag liggende opvatting dat het voor een veroordeling op grond van art. 8, eerste lid, WVW 1994 noodzakelijk is dat er sprake was van "afwijkend rijgedrag en/of uiterlijke kenmerken waaruit de conclusie mag worden getrokken dat er onvermogen tot besturen was", is onjuist.
3.6. Het middel faalt dus.
4. Beoordeling van het door de verdachte voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moeten de beroepen worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt de beroepen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens, J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 21 december 2004.
LJN: AR5013, Hoge Raad, 00892/04 Printbare versie
Datum uitspraak: 21-12-2004
Datum publicatie: 23-12-2004
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Cassatie
Inhoudsindicatie: Rijden onder invloed van cannabinoïden (vastgesteld o.g.v. NFI-rapport). Voor veroordeling t.z.v. art. 8.1 WVW 1994 is beslissend of uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte onder zodanige invloed van de desbetreffende stof verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht (HR NJ 2004, 438). De opvatting dat sprake moet zijn van “afwijkend rijgedrag en/of uiterlijke kenmerken waaruit de conclusie mag worden getrokken dat er onvermogen tot besturen wasâ€, is onjuist.
Uitspraak
21 december 2004
Strafkamer
nr. 00892/04
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op de beroepen in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 december 2003, nummer 20/001237-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 31 maart 2003, waarbij de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" is veroordeeld tot een geldboete van zeshonderd euro, subsidiair twaalf dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof. Namens de verdachte heeft mr. B.Th.H. Boomsma, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof voorgestelde middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan art. 8, eerste lid, Wegenverkeerswet (WVW) 1994.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 2 november 2001 te Weert als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabinoïden, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht."
3.3. Het Hof heeft in een nadere bewijsoverweging het volgende overwogen:
"Artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 betreft een gevaarzettingsdelict waarbij de vraag of daadwerkelijk gevaarlijk is gereden niet relevant is. Niet behoeft te blijken dat de rijvaardigheid daadwerkelijk verminderd was en evenmin dat sprake is van afwijkend gedrag.
Voor de vraag of artikel 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 is overtreden is slechts van belang dat een verdachte in zijn bloed een stof aanwezig heeft, die de rijvaardigheid kan verminderen. Aan de vervulling van het delictsbestanddeel van artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 dat de overtreder niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht is derhalve niet slechts voldaan bij het feitelijk onvermogen een voertuig te besturen, maar ook reeds bij een vermoeden van genoemd onvermogen. Vergelijk de conclusie van advocaat-generaal Jörg bij HR 5 december 2000, nr. 00094/00.
Vaststaat dat verdachte voorafgaand aan het delict er van op de hoogte was dat het gebruik van cannabis de rijvaardigheid (negatief) kan beïnvloeden. Door niettemin veelvuldig cannabis te gebruiken ook nog relatief kort voordat hij een voertuig ging besturen heeft verdachte willens en wetens zichzelf in een situatie gebracht dat hij in een toestand is komen te verkeren als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet. Waar verder moet worden geconstateerd dat er sprake is geweest van een relatief fors gebruik gelet op de bij het onderzoek verkregen waarde, zoals valt af te leiden uit het terzake door het NFI opgemaakte rapport van 15 januari 2003, is daarmee de in artikel 8 lid 1 gestelde norm overtreden.
Gelet op het karakter van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 als gevaarzettingsdelict doet aan het bewezenverklaarde niet af dat uit door de verdediging overgelegde rapporten, meer in het bijzonder het rapport van prof. Dr. D.R.A. Uges van 31 oktober 2003, valt af te leiden dat niet exact valt vast te stellen in welke mate de beïnvloeding van het rijgedrag door het gebruik van cannabis heeft plaatsgevonden."
3.4. De bewezenverklaring steunt onder meer op een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 januari 2003 dat is opgemaakt door drs. B.E. Smink, apotheker, voorzover inhoudende als relaas van deze deskundige:
"Onderzoeksmethoden
Screening op aanwezigheid van geneesmiddelen en/of drugs
Het bloed van de verdachte werd met enkele immunochemische tests (ELISA) onderzocht. Met deze tests kunnen aanwijzingen worden verkregen voor de aanwezigheid van vertegenwoordigers uit de volgende groepen stoffen: opiaten, cocaïnemetaboliet, amfetamine-achtige stoffen, methadon, benzodiazepines en cannabinoïden.
Ook omzettingsproducten van deze stoffen kunnen een positieve uitslag geven.
De specificiteit van een ELISA-test is enigszins beperkt zodat een nadere bevestiging noodzakelijk is. Hiertoe werd onderstaande methode gebruikt. Met deze methode kan zowel de identiteit van de onbekende stoffen worden vastgesteld als de concentratie van deze stoffen worden bepaald.
Bevestiging aanwezigheid van cannabinoïden
De concentratie van THC, 11-hydroxy-THC en THC-9-carbonzuur in het bloed van de verdachte werden bepaald door middel van gaschromatografische scheiding met massaelectieve detektie.
Onderzoeksresultaten
Aangetoonde stoffen
Stof Groep Concentratie
THC Cannabinoïden 0,005 milligram per liter
THC-COOH Cannabinoïden 0,067 milligram per liter
11-OH-THC Cannabinoïden 0,003 milligram per liter
Toelichting
Cannabinoïden
Cannabinoïden zijn bestanddelen van hennep.
THC (tetrahydrocannabinol) is de cannabinoïde stof met de hoogste psychomimetische activiteit.
THC-carbonzuur (THC-COOH) en 11-hydroxy-tetrahydrocannabinol (11-OH-THC) zijn omzettingsproducten die in het lichaam ontstaan na het gebruik van een hennepproduct.
Effecten die op kunnen treden na gebruik van cannabinoïden zijn euforie, algemeen welbehagen, vrolijkheid, gestegen bewustzijn, moeheid, desinteresse, visuele stoornissen, veranderde kleurwaarneming en muziekbeleving, dromerigheid.
Het gebruik van cannabis in het verkeer kan leiden tot slingerend rijden, het niet verlenen van voorrang, te snel rijden, opvallend langzaam rijden en het niet adequaat reageren op verkeerstekens en andere weggebruikers.
Het gebruik van cannabinoïden kan concentratiestoornissen en veranderde tijdwaarneming tot gevolg hebben. Hierdoor wordt het reactievermogen beïnvloed.
De effecten van cannabis op de rijvaardigheid zijn met name van belang bij verkeerssituaties, die complex zijn of een meer dan gemiddelde aandacht vragen. De invloed van cannabis op de rijvaardigheid kan dus ook aanwezig zijn, wanneer er geen uiterlijke kenmerken zijn.
Er bestaat internationaal onder forensische collega's consensus over het feit, dat recent gebruik van cannabis nadelig is voor de rijvaardigheid. In het algemeen worden concentraties van 0,001-0,002 milligram THC per liter bloed gezien als passend bij gebruik van cannabis hooguit 5 uren voor de bloedafname. Er is in dit geval dus sprake van recent cannabisgebruik.
Door prof. Daldrup (Institut für Rechtsmedizin, Universitätsklinikum Düsseldorf, BRD) is een bepaalde factor (de zogenaamde Cannabis Influence Factor) voorgesteld, die de mate van beïnvloeding door cannabis kan relateren aan overeenkomstige effecten van alcohol. In deze factor komt de verhouding voor tussen de werkzame cannabinoïden (THC en 11-OH-THC) en het onwerkzame omzettingsproduct THC-COOH.
De CIF factor van 10 zou voor bepaalde effecten op de rijvaardigheid overeenkomen met een alcohol-promillage van 1,1 promille.
Deze factor is bij de verdachte ongeveer 12.
Dit betekent, dat ten minste enkele effecten op de rijvaardigheid minstens zo nadelig zijn beïnvloed als bij de aanwezigheid van 1,1 promille alcohol in het bloed.
Een bloedconcentratie THC-COOH van 0,010-0,020 milligram per liter bloed wijst op het roken van ongeveer 1 joint. Bij regelmatig gebruik en/of gebruik van grotere hoeveelheden cannabis is de concentratie THC-COOH hoger.
Conclusie
- Uit de resultaten van het toxicologisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat de verdachte canna-binoïden heeft gebruikt.
- Op grond van de concentratie THC, 11-OH-THC en de onderlinge verhouding van de cannabinoïden (THC, 11-OH-THC en THC-COOH) kan worden geconcludeerd dat de rijvaardigheid negatief beïnvloed zal zijn geweest."
3.5. In de overwegingen van het Hof ligt als zijn oordeel besloten dat voor een veroordeling op grond van art. 8, eerste lid, WVW 1994 niet noodzakelijk is dat er sprake is geweest van feitelijk gevaarlijk of niet aan de verkeerssituatie aangepast rijgedrag van de bestuurder. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent art. 8, eerste lid, WVW 1994. Beslissend is of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte onder een zodanige invloed van de desbetreffende stof verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht (vgl. HR 1 juni 2004, NJ 2004, 438).
De aan het middel ten grondslag liggende opvatting dat het voor een veroordeling op grond van art. 8, eerste lid, WVW 1994 noodzakelijk is dat er sprake was van "afwijkend rijgedrag en/of uiterlijke kenmerken waaruit de conclusie mag worden getrokken dat er onvermogen tot besturen was", is onjuist.
3.6. Het middel faalt dus.
4. Beoordeling van het door de verdachte voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moeten de beroepen worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt de beroepen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens, J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 21 december 2004.
Stay safe out there.
-
- Infopolitie Gast
Halleluja, en dat op de vroege morgen :-) Maar eh, wat ik nu eigenlijk wilde weten :-) Stel nou dat ik aangehouden ben omdat ik verdacht wordt voor overtreding van art 8 WVW lid 1, mogen ze me dáárvoor bekeuren of MOET er te allen tijde getest worden hoeveel het is en wat het was? (vergeef me het woord 'aanhouden' want het verschil tussen staande/aanhouden/arresteren weet ik nog niet zo goed ?: