Stads/parkeerlicht.

[Max11n]

Goedendag,

Ik heb een vraag over stadslichten die ik mogelijk wil gaan voeren.
De lichten zijn op het moment nog afzonderlijk van de auto geschakeld.
Mede vanwege het feit dat er een opstart riedeltje in geprogrammeerd zit. De individuele ledlampjes in de strip gaan 1 voor 1 aan en mijn vraag is of dat volgens de Wegenwet is toegestaan. Voor de APK is het geen probleem ben ik in ieder geval al achter.

Bij voorbaat dank,

Max11n

[zijlvaart67]

In onze wetgeving is niets geregeld over het 'opstarten' van verlichting. Eea zou evt in Europese wetgeving kunnen staan maar die vorm van wetgeving handhaven we hier niet; ik zie geen probleem.

Overigens zijn er heel veel automerken die een show maken van het opstarten van verlichting en die hebben ook allemaal een Europese goedkeuring.

Linksom of rechtsom; ik zie geen probleem..

[MotoRon]

Zolang er maar in totaal niet meer dan 4 stadslichten zijn. Twee stadslichten zijn verplicht en er mogen twee extra stadslichten op de auto.

[ThunderSTreak]

Mijn Yamaha FJR 1300 RP28 heeft bochtlichten in de vorm van 3 LED’s links 3 LED’s rechts . Bij het opstarten van de motor gaan deze elk afzonderlijk aan en weer uit. Tijdens het rijden wordt de bocht verlicht waarheen je heen stuurt CV. Naarmate de hellingshoek van de motor verandert gaat er een andere lamp branden. Een en ander is standaard op deze motor en EU goedgekeurd.

[Robbert78]

Er is ook een regel dat wanneer twee lampen met de zelfde functie (dicht) naast elkaar/(dicht)bij elkaar oid zijn geplaatst, je deze als één mag tellen.

[MotoRon]

Je stelt het wat te simpel voor. EEr moet dan wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan.
In Artikel 5.1a.4 van de regeling voertuigen is bepaald:

Wetstekst

Voor de bepaling van het aantal lichten wordt als één licht aangemerkt elke combinatie van twee of meer al dan niet identieke lichten die:
a. dezelfde functie vervullen;
b. licht van dezelfde kleur uitstralen, en
c. een verlichtingsinrichting vormen waarvan:
1°. de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten op een zelfde verticaal vlak ten minste 60,0% beslaan van het oppervlak van de kleinste vierhoek die om de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten kan worden beschreven, of
2°. de onderlinge afstand tussen de lichtdoorlatende gedeelten niet meer dan 75 mm bedraagt.
2 Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing, indien het voertuig is uitgerust met van fabriekswege aangebrachte lichten